Laatst opperde ik dat collega P – die maar niet antwoordde in onze groepsapp – waarschijnlijk op heidertjedei was. Collega C riep direct ‘boomer’ (haar geliefkoosde uitdrukking voor Collega P en mij) en vroeg wat dat dan precies zou zijn, dat heidertjedei. “Weet jij dat niet?” vroeg ik verontwaardigd. Ervan overtuigd dat iedereen deze uitdrukking kent, was ik daarna extra verbaasd dat mede-boomer P ook geen idee had.
Mijn moeder ging vroeger regelmatig op heidertjedei. Het betekent zoiets als met vriendinnen de hort op. Ze kwam altijd uitermate tevreden en vrolijk thuis van zo’n dagje boemelen en ik nam mij als kind voor om later ook veelvuldig op heidertjedei te gaan.
Ik vroeg mijn zus of zij wist waar heidertjedei vandaan komt, maar zij dacht eigenlijk ook dat het een gewone, Nederlandse uitdrukking was. “Misschien is het Brabants?” opperde zij nog. Dat zou kunnen, want onze moeder is in Roosendaal opgegroeid. Of misschien toch een Vlaardings familiewoord?
Onze Taal moest uitkomst brengen. Ik stelde mijn vraag en kreeg een dag later al een teleurstellend antwoord. “Helaas hebben we niets over ‘heidertjedei’ kunnen vinden. We vermoeden dat het familietaal is, een uitdrukking die alleen in kleine kring gebruikt werd; het is ons niet gelukt om iets te vinden wat erop lijkt.”
Familietaal dus en met uitsterven bedreigd door gebrek aan nakomelingen bij zus en mij. Gelukkig heb ik collega C bereid gevonden om de uitdrukking op haar kinderen over te dragen. En aangezien zij vaak en uitgebreid op heidertjedei gaat, zal dat vast wel lukken!