Mijn leesgewoontes

Hoewel lezen mijn grootste hobby is – hobby is niet eens het goede woord, als het niet zo’n vreselijk jeukbegrip was, zou ik het een passie noemen – heb ik er nog nooit over geblogd. Misschien omdat het te vanzelfsprekend is. Maar daar komt vanaf heden verandering in.

Eerst maar eens mijn leesgewoontes bespreken. Ik lees meestal meerdere boeken tegelijk: een paar e-boeken op de tablet (boeken van mezelf en boeken van de bibliotheek), een paar papieren boeken en een luisterboek. Die laatste liggen in de woonkamer en in de slaapkamer. Verder lees ik uiteraard ook op het toilet, maar daar lees ik geen verhalen. Er staat een rijtje boeken met Franse lesjes en een paar met medische grappen. Maar meestal lees ik daar alleen de scheurkalenders (Fokke en Sukke en de scheurkalender van Japke D-Bouma. Beide aanbevelenswaardig).

Waarom lees ik eigenlijk meerdere boeken tegelijk? Ik moet zeggen dat ik geen idee heb. Dat is in de loop van de tijd ontstaan en het bevalt mij wel. Ik hou sowieso erg van afwisseling, dus dat zal een belangrijke reden zijn. Het luisterboek beluister ik tijdens het uitoefenen van een andere hobby. Dat is soms diamond painten en soms kleuren. Luisterboeken zijn niet heel gemakkelijk, want ze mogen niet te ingewikkeld zijn. Ik dwaal regelmatig af met mijn gedachten en dan moet ik het verhaal nog wel kunnen volgen. Verder moet de voorlezer een prettige stem hebben en niet teveel met gekke stemmetjes praten. Het is geen hoorspel, maar een boek. Daar ben ik erg streng in.

Wat lees ik momenteel?
E-boeken van mijzelf:
Petite van Edward Carey (over het leven van Madame Tussaud). Categorie roman.
Het huis aan de Herengracht van Jessie Burton (over een poppenhuis in Amsterdam). Categorie roman.
Het achtste leven (voor Brilka) van Nino Haratischwili (over zes generaties uit een Georgische familie tussen 1900 en nu). Categorie roman.

E-boeken van de bibliotheek:
Het messias-mysterie van Andreas Eschbach (over een tijdreiziger uit de 21e eeuw die waarschijnlijk video-opnames heeft gemaakt van Jezus) Categorie spannend.
In haar schoenen van Jojo Moyes (over twee vrouwen die door hun sporttas per ongeluk om te ruilen in elkaars leven terechtkomen). Categorie feelgood.

Papieren boeken:
Totaal 2 van Marcel van Roosmalen (verzameling van zijn beste columns, erg aan te bevelen!)
De scheltopusik van Maarten ’t Hart (over een reuzenhazelworm, maar eigenlijk natuurlijk gewoon over een mooie vrouw). Een novelle uitgegeven voor De Literaire Boekenmaand van de Bijenkorf in 2003
– Had je nog willen wandelen? van J.J. Voskuil (verzamelde stukken uit al zijn boeken met als thema over wandelen). Categorie roman.

Luisterboek:
Op dit moment geen. Ik was begonnen met Kerst aan Willow Lake van Susan Wiggs (categorie feelgood mét kookrecepten), maar daar was geen doorkomen aan. Na vijf minuten kon ik al niet meer volgen wie wie was en wie familie van wie was. Ik ga nu Zes dagen proberen van Dani Atkins. Spannend en romantisch, over een verdwenen verloofde. Hopelijk bevalt dat beter.

Na deze introductie zal ik in het vervolg af en toe een blogje schrijven over boeken. Ik vind het zelf altijd leuk om bij anderen leesinspiratie op te doen, dus wie weet is dat wederzijds.

Korte leesvakantie

Deze week had ik een weekje vrij gepland. Geen plannen, geen wekker: heerlijk. De eerste dag van mijn vakantie kocht ik het 8e boek over de zeven zussen geschreven door de zoon van de overleden schrijfster Lucinda Riley. Gelukkig was het koud en akelig weer en kon ik gewoon de hele dag lezend doorbrengen op de bank.

Heel kort samengevat gaat de serie over zes meisjes uit alle werelddelen die geadopteerd zijn door een puissant rijke pa, Pa Salt noemen ze hem, omdat hij naar de zoute zee ruikt. Ze wonen met z’n allen op een eiland in het Meer van Genève. Als pa sterft, krijgen ze allemaal een brief en aanwijzingen voor hun afkomst. Elke zus heeft haar eigen boek waarin haar afkomst wordt uitgeplozen. Daarnaast is er veel geheimzinnigheid rondom Pa Salt en de 7e zus. Die laatste komt in deel 7 al boven water, maar er was geen ruimte voldoende om ook pa Salt nog toe te lichten. Vandaar deel 8.

Ik verklap niks over het boek, maar het is knap hoe alle losse eindjes uit de eerdere boeken aan elkaar geknoopt worden. En toch is het ook altijd een beetje teleurstellend dat het allemaal zo heel erg onwaarschijnlijk is. Een tweede minpuntje is dat ik eigenlijk eerst weer alle voorgaande boeken had moeten lezen om dit deel helemaal van A tot Z te kunnen begrijpen. Maar dat is een mooi project voor een volgende vakantie.

Hobbykleuren

Onder de bezielende leiding van collega C (eigenlijk haar dochter M, 5 jaar oud) en collega P heb ik een nieuwe hobby opgepakt: Diamond Painting. Het is een soort Ministeck voor boomers in een modern jasje. Tot mijn verbazing bestaat Ministeck dus ook nog. Maar daar hou ik mij nog maar even verre van. Voor je het weet heb ik weer meer te doen in mijn vrije tijd.

Naast Diamond Painting hou ik ook van borduren. En tot mijn grote vreugde blijken beide hobby’s iets gemeenschappelijk te hebben, namelijk de kleurencodes van DMC. Dus of je nu piepkleine steentjes op canvas plakt of met een getwijnd draadje een stilleven borduurt: in theorie kan je exact hetzelfde kunstwerk maken met beide technieken.

Pieter vroeg zich af of DMC de afkorting is voor Digital Colors en dan nog iets met een M ertussen. Dat leek mij stug, omdat borduren van het pre-digitale tijdperk is. Enig speurwerk op het wereld wijde web bracht de oplossing: in 1746 werd het bedrijf DMC opgericht in Mulhouse (Frankrijk) door Jean-Henri Dollfus als textielonderneming. Later nam neef Daniel Dollfus de boel over. Hij was getrouwd met Anne-Marie Mieg, die niet onbemiddeld was. Ziedaar het ontstaan van Dollfus-Mieg et Companie (DMC). Een groot familiebedrijf dat stoffen bedrukt. Zonen en neven blijven het bedrijf besturen.

En dan in 1878 ontmoet Jean Dollfus-Mieg de Oostenrijkse borduurontwerper Thérèse de Dillmont. Hij ziet het belang in van de borduurcreaties van Thérèse de Dillmont en al het potentieel dat dit voor het bedrijf zou opleveren. Hij haalt haar over om zich te komen vestigen in Mulhouse om een ​​borduurschool op te richten. Thérèse schrijft daar in 1886 haar beroemde Encyclopédie des Ouvrages de Dames. Het boek brengt duizenden textielontwerpen samen uit verschillende landen zoals Egypte, Bulgarije, Turkije en China.

In de 20e eeuw ging het bergafwaarts met het bedrijf en in de 21e eeuw zijn er in 2008 nog maar zo’n 800 mensen werkzaam (in de jaren 60 zestig waren dat er nog 30.000). Naast winkels houdt de groep alleen de fabricage van fluweel (SAIC Velcorex) en borduurgaren (DMC) over. In februari 2019 werd het bedrijf overgenomen door het Britse investeringsfonds Lion Capital en is er van het oude familiebedrijf niets over.

Wat begon met het bedrukken van stoffen met wel 12 verschillende kleuren, eindigt met 100.000 kleurtjes borduurzijde. En diamonds om mee te painten.

Bibliotheken

Gisteren begon ik in een nieuw boek. Ik realiseer me dat ik hier eigenlijk nooit over boeken schrijf, terwijl het toch een van mijn grootste hobby’s is. Dus laat ik daar eens verandering in brengen. Ik had het boek De bibliotheek van Parijs gekocht en meteen op de eerste bladzijde was ik al enthousiast. De hoofdpersoon van het boek, Odile, is namelijk helemaal gek van de Dewey code (officieel heet het Dewey Decimale Classificatiesysteem). De methode om bibliotheekboeken op onderwerp in te delen.

Ik maakte er voor het eerst echt kennis mee toen ik in 2006 bij de Amerikaanse bibliotheek in Montpellier ging werken. Natuurlijk kende ik uit Nederland die stickertjes wel op de rug van bibliotheekboeken, maar in de systematiek ervan had ik mij nooit verdiept. Dat werd anders in de Amerikaanse bibliotheek, want daar ging ik code voor code alle boeken controleren. Superleuk! Meer over die Amerikaanse bibliotheek en Françoise die daar de scepter zwaaide, staat te lezen in mijn oude weblog.

De bibliotheek van Parijs gaat ook over een Amerikaanse bibliotheek en Odile heeft alle Dewey codes uit haar hoofd geleerd. Ik kan mij daar van alles bij voorstellen. Na mijn project bij Françoise heb ik er serieus over gedacht om alsnog een bibliotheekopleidng te gaan doen. Maar ja, ik had al een werkonderbreking gehad om filosofie te studeren en 3 jaar in Frankrijk doorgebracht, dus terug in Nederlnad was het hoog tijd om weer eens betaald aan de slag te gaan. Gelukkig mag ik voor mijn werk veel lezen en bestaat er ook in de medische wereld een classificatiesysteem: de ICD-10 (de tiende versie van de International Classification of Diseases). Niet dat ik daar nu iets mee doe (voor de geïnteresseerde lezer: hart- en vaatziekten is I00-I99), maar wie weet kan ik ooit nog eens in een medische bibliotheek aan de slag. Mijn allereerste baantje bij een verzekeringsmaatschappij bracht mij met de ICD-10 in aanraking. Misshien kan ik daar een keer een apart logje aan wijden. Er werkten niet veel, maar wel heel bijzondere mensen. Waarvan de aan alcohol verslaafde medisch directeur nog niet eens de gekste was. Maar goed ik dwaal af. Ik ga snel weer lezen, want ik ben benieuwd hoe het Odile zal vergaan in de bibliotheek in Parijs.

De cursus

Afgelopen weekeind las ik een boek met deze titel. Het gaat over negen mensen die een schrijfcursus volgen bij een gerenommeerde schrijver. De schrijver woont op zijn eigen, verder onbewoonde, eiland. Mobiele telefoons en laptops zijn streng verboden, want zij staan de concentratie in de weg. Eens per week komt er een bootje langs met boodschappen. De cursisten worden afgezet door de schipper en over een week komt hij hen weer ophalen. tot zo ver de sfeertekening.

Het deed mij denken aan een ervaring die ik in een ver verleden had. Ik volgde een tweejarige opleiding op het toen vrij nieuwe gebied van de patiëntenvoorlichting. Mijn vrijwilligerswerk in het Patiënten Informatiecentrum in het Erasmus MC wilde ik graag omzetten in betaald werk. Een opleiding zou mijn kansen daarop vast vergroten, dacht ik. Dus ik schreef mij in voor het eerste jaar bij de Hogeschool Rotterdam. Elke twee weken was er een lesavond en drie keer per jaar een midweek – van maandag tot vrijdag dus – op een Sporthuis Centrum terrein. Daar zouden we dan een verdiepingsslag maken of zoiets… Ik had kunnen weten dat dat niet echt mijn ding zou zijn. We moesten de hele tijd samenwerken, de medecursisten waren vrij verschrikkelijk, we moesten zelf voor ons eten en drinken zorgen en de docent was volstrekt incapabel. Op dag twee wilde ik al weg. Ik sliep in een huisje met de enige leuke andere cursist Hetty. Wij besloten dat we even weg moesten om in de dichtstbijzijnde stad koffie te drinken. Dat was geen sinecure, want we moesten de portier bedreigen voordat hij de slagboom van het terrein voor ons omhoog wilde doen. “Het is niet de bedoeling dat jullie het terrein verlaten, dames!” riep hij ons nog na. Des te lekkerder smaakte de koffie.

Op woensdag arriveerde het hele gezin van de docent. Zij bleven na ons vertrek op vrijdagochtend nog tot zondag. Opeen begreep ik waarom wij niet in een hotel met eten waren ondergebracht. Daar is het veel lastiger om je hele gezin naar binnen te smokkelen.

Ik ben na een jaar gestopt met de opleiding. Inmiddels had ik een baan in de patiëntenvoorlichting  en daar leerde ik in de praktijk uiteindelijk veel meer dan op een Sporthuis Centrumterrein.

Maar nu – 30 jaar later – besef ik pas dat ik er goed vanaf gekomen ben. Op het onbewoonde eiland van de schrijver werd een voor een bijna iedereen vermoord.

En toch zijn er kabouters

Een van mijn favoriete kinderboeken was En toch zijn er kabouters. Omdat mijn zus er heilig van overtuigd was dat deze kleine wezens bestonden, bleef ik altijd een beetje twijfelen. En als je dan een boek hebt met die titel, kan je bijna niet anders dan er ook een beetje in geloven.

De laatste tijd kom ik veel tekens tegen dat mij. Zus toch gelijk had en ik ten onrechte het bestaan van kabouters ontkende. En kijk, vandaag is het definitieve bewijs geleverd: ze bestaan en ze wonen in Delft. Hier vlakbij in de tuin van de Nieuwe Kerk.