Hymne van Delft

We hebben het er maar druk mee, huisgenoot P en ik. Met Delft promoten en ondersteunen, bedoel ik. Huisgenoot P maakt tegenwoordig in aanloop naar zijn pensionering (ooit) alvast meer tijd voor zijn hobby zingen. Zo is hij niet alleen fanatiek deelnemer aan het Blauwe Podium van Guus Westdorp, maar liet hij zich ook lubben voor een gelegenheidskoortje van Guus. Met elkaar studeerden zij ‘de Hymne van Delft’ in (gecomponeerd door Guus himself, tekst ook door Guus samen met Marcel Donze). Afgelopen zaterdag zongen zij de hymne in de Nieuwe Kerk. Daar vond een benefietmaaltijd plaats om geld in te zamelen voor een grote verbouwing van de Nieuwe Kerk. Meer over de plannen is hier te vinden. De stadsmaaltijd én de hymne waren beide een groot succes: 24.000 euro opgehaald! TV West maakte opnamen, maar daar kwam het lied er bekaaid vanaf. Vandaar deze link naar een eerdere uitvoering van Krashna Musika (het studentenmuziekgezelschap van de TU Delft). 

Laat de verbouwing nu maar snel beginnen, des te sneller is de kerk weer helemaal klaar voor de toekomst. En laten we er nog maar niet aan denken dat er tijdens die grote verbouwing een koninklijke bijzetting moet plaatsvinden.

Verhuisd

Vorige week was dan eindelijk de langverwachte verhuizing van het VVV naar het Huis van Delft. Oorspronkelijk was de planning dat de bouw al eind 2021 gereed zou zijn. Jammer genoeg waren er de nodige tegenslagen en liep alles een aantal jaren uit. Maar woensdag sloten de deuren in het station en waren we een paar dagen dicht om in te pakken, te verkassen, weer uit te pakken en in te richten.

Zaterdag was het zo ver: om 10 uur openden we de (loodzware) deur van ons nieuwe onderkomen en hadden collega E en ik de eer om de allereerste dienst te draaien. Het was rustig – de loop moet er nog inkomen – maar de bezoekers die langskwamen, waren allemaal even enthousiast. In de ruimte is plaats voor toeristische informatie, souvenirs, maar er is ook veel aandacht voor Delftse ondernemers en hun producten. Denk aan bonbons van De Lelie, chocolade van Van der Burgh, kaarsen van de Stadskaarsenmakerij, meel van Molen de Roos, enzovoorts. Elke maand krijgt één van de Delftse ondernemers ruimte op onze stip om zijn/haar onderneming onder de aandacht te brengen. We trappen af met Molen de Roos.

Naast onze ruimte is aan de ene kant de Blue Gallery en aan de andere kant de Innovation Gallery. Die laatste is nog in aanbouw, maar de Blue Gallery is al bijna klaar. Het is nu al een enorme trekker met zijn 2000 vierkante meter Delftse canon in tegeltjes. Het kunstwerk van Job Smeets is nog niet helemaal af, dus de geïnteresseerden moesten achter glas kijken. Hopelijk lukt het om volgende maand de deur ook daar te openen. Ik heb uiteraard al wel foto’s kunnen maken.

Noord-Hofland, een sentimental journey

Vrijdag had ik een afspraak met vriendin M – die ik nog van de lagere school ken – om een bezoekje te brengen aan de wijk waar wij zijn opgegroeid. Zij haar hele kindertijd vanaf haar 6e tot het verlaten van het ouderlijk huis, ik slechts tussen mijn vijfde en tiende jaar. Het lijkt voor mij een veel langere periode dan die luttele vijf jaar, maar dat komt natuurlijk omdat elk jaar in die tijd eeuwenlang leek te duren.

Destijds was Noord-Hofland een nieuwbouwwijk tussen Voorschoten en Leiden in (officieel is het gemeente Voorschoten). Het lag in the middle of nowhere en mijn moeder was er niet erg gelukkig, vandaar dat we na die periode terugverhuisden naar Leiden naar de oude buurt waar ze snel weer helemaal geworteld was. Voorschoten was een soort interbellum, want voor die verhuizing woonden we al bijna 10 jaar in Leiden (ik niet, want de eerste vijf jaar was ik er nog niet, maar de rest van het gezin wel). 

Er was uiteraard enorm veel veranderd in die 50 jaar die sinds ons vertrek waren verstreken. De middle of nowhere bestaat niet meer! Overal waren hele buurten aangebouwd. Het weiland waar we vaak speelden, stond vol met huizen. Geen sloten meer om te roeien met het bootje van vriendin M, geen ruimte om fikkie te stoken met mijn vriendjes of een hut te bouwen. Zelfs onze lagere school was afgebroken en opnieuw opgebouwd: on-her-ken-baar (op het universele kindergeschreeuw op de speelplaats na).

Wat niet veranderd was, was onze straat, waar wij op nummer 64 woonden en vriendin M op nummer 28. Wij liepen langs, gluurden naar binnen (voor zo ver mogelijk, want iedereen had zijn ramen hermetisch afgesloten met luxaflex en rolgordijnen en dito luiken). Nummer 64 was vrij lelijk geworden (en het was al niet heel fraai). Een treurig halletje aangebouwd, een haveloze dakkapel op zolder die er vroeger niet was en een voortuin waarvan mijn vader zich in zijn graf zou omdraaien. Zijn trots – een rotstuin – was vervangen door grind en een betonnen plantenbak. Ook aan de achterkant (geen foto gemaakt) bleek iedereen panisch voor inkijk. Wat vroeger een lange brandgang met open toegang tot de achtertuinen was, bleek nu een ghetto met schuttingen en afgesloten deuren. Jammer hoor, want ik herinner mij nog goed die keer dat mijn moeder ’s avonds een inbreker meende te horen bij de schuur en naar buiten stormde met een bezem om het sujet te verjagen. Het bleek een aanbidder van mijn zus te zijn, die met een liefdesbrief-met-lakzegel stond te aarzelen of hij die zou durven bezorgen. Uiteindelijk belandde de brief in de brievenbus aan de voorzijde. Ik heb geen idee hoe het met brief en aanbidder is afgelopen, maar hij is in elk geval niet mijn zwager geworden.

Na deze pelgrimage zijn we lekker gaan lunchen. Het was grappig om weer even daar te zijn en het riep in elk geval een heleboel herinneringen op.

Een paar foto’s van vroeger en eentje van de huidige toestand. Ik kan maar drie oude foto’s vinden en die geven geen beeld van de buitenkant van het huis. Bovendien zijn ze van bizar slechte kwaliteit, maar ja, beter iets dan niets. Je ziet de vage contouren van een rotstuin in wording, op de achtergrond van foto 3 mijn oude lagere school en de andere huizen in de straat, die er precies hetzelfde uitzien als het onze.

Dure grap in Limoges

Gisteren op het nieuws hoorde ik van deze enorme diefstal uit het het Musée National Adrien Dubouché: twee bordjes en een vaas, bij elkaar 9,5 miljoen euro. Gelukkig heb ik deze kostbaarheden in juli nog kunnen bewonderen. Suf dat ik ze toen niet op de foto heb gezet. Ik hoop maar dat de dieven gegrepen worden en dat de gestolen waar weer terugkomt in het museum, waar het hoort.

Hierbij als toegift een foto van de hal in het museum met een beeld van de verzamelaar/oprichter van het museum Adrien Dubouch.

Tandartsenleed

Vandaag ging ik naar de tandarts. Mijn relatie met tandartsen is niet heel best, zelfs al zijn sommigen van mijn beste vrienden tandarts van beroep (nou ja, eentje eigenlijk). Dat ik geen sterk gebit heb, helpt niet, maar het is toch vooral het schrikbewind van de twee tandartsen uit mijn jeugd. En dan ben ik niet eens bij de schooltandarts geweest; in elk geval niet dat ik mij kan herinneren.

De eerste gezinstandarts was al bijna met pensioen en in mijn kleuterogen dus stokoud. Hij had nog een trapboor en mishandelde daar mijn arme melkgebit pijnlijk mee. Als troost kreeg ik dan een foeilelijk plastic beestje uit een vieze, glazen pot.

Na zijn pensionering kwam er een jonge, moderne opvolger, die uiteraard al het werk van zijn voorganger afkeurde en opnieuw ging doen. Deze jonge, moderne tandarts was een enorme bullebak, die niet alleen tegen zijn (talrijke) assistentes grauwde en snauwde, maar ook tegen zijn vrouw, die hen verving als er weer eens eentje was weggelopen of ontslagen. Ook zijn patiënten ontzag hij niet. Ik was doodsbang voor hem. Dat mijn natuurkundeleraar op de middelbare school op hem leek, was voor geen van beide heren een pluspunt. Mijn zus en ik gingen met elkaar mee naar afspraken om elkaar in de wachtkamer mentaal te steunen. Dat vond de tandarts bespottelijk en hij beet de zus-zonder-afspraak dan toe: “Waarom ben jij er ook? Je hebt toch geen afspraak!”

Aan deze nachtmerrie kwam pas een eind toen huisgenoot P en ik gingen samenwonen in Rotterdam en hij aldaar een tandarts zocht en vond. Een jonge, net afgestudeerde tandarts, die de helft van de tijd kunstenaar was: dat klonk leuk en daar wilde ik ook wel patiënt worden. Tandarts H hielp mij van mijn doodsangst af en daar ben ik hem nog steeds innig dankbaar voor. Dat deed hij door enorm te babbelen tijdens de behandeling (afleiding), door zijn handigheid, waardoor alles vrijwel pijnloos verliep (uitgezonderd een enkele wortelkanaalbehandeling) en door mij van mijn kaakprobleem te verlossen met behulp van een kaakspalk (ook wel de Kalkspaak genoemd).

Maar we wonen inmiddels al ruim 30 jaar in Delft en worden een dagje ouder, dus het leek wel handig om een tandarts in Delft te zoeken. Vlakbij in het centrum zit een grote praktijk waar nog plek was en twee jaar geleden waagden wij de overstap. Voor het eerst in mijn leven bezocht ik de mondhygiëniste, leerde nog beter poetsen en de nieuwe tandarts joeg mij geen angst aan.

Tot vandaag. Toen vertelde zij mij dat ik – waarschijnlijk – twee ontstekingen onder de wortels van de kanaalbehandeling heb. Schrik-op-schrik, hoe blijft een mens gezond? Nu heb ik in september een afspraak bij de wortelkanaalbehandelingsspecialistentandarts in de praktijk voor een advies. En naar ik vrees zal daar een verschrikkelijke behandeling uit voortvloeien zodat ik weer terug ben bij nul (de trapboorangst).

Eerst maar even met vakantie….

“Wij zijn Delft”

“Wij zijn Delft” is het nieuwe project van René Jacobs, beeldend kunstenaar in Delft. Zijn atelier en galerie ART Jacobs is gevestigd in de straat achter ons; ik kom er bijna dagelijks langs.

Op 15 december 2025 is het de 350e sterfdag van Johannes Vermeer (een andere beroemde Delftse kunstenaar). Op doe dag moet het project klaar zijn en in het Vermeer Centrum worden onthuld. Vrijdag 16 mei is er een begin gemaakt aan dit kunstwerk door mevrouw Mies Warfffemius, de oudste inwoner van Delft, zij is 106 lentes jong. Zij plaatste het eerste poppetje van de 110.851 poppetjes die het geheel gaan vormen. Als al die poppetjes geplaatst zijn, ontvouwt zich een “Gezicht op Delft”. Het sluitstuk – de laatste twee poppetjes – zullen geplaatst worden door de ouders van een dan net geboren kind. En rond is de cirkel.

Die 110.581 poppetjes zijn niet willekeurig gekozen: het is het verwachte aantal inwoners van Delft op 15 december a.s. (met of zonder Alexander Pechtold, onze nieuwe burgervader als alles volgens plan verloopt). Iedere inwoner van Delft is uitgenodigd om een poppetje te plaatsen en zo zijn/haar bijdrage te leveren aan het project. Ik ga dat zeker doen binnenkort.

Luilak

in de nacht van vrijdag op zaterdag schrok ik om 4.00 uur wakker door een enorm geluid van wel 1000 motoren. Eerst dacht ik dat het oorlog was, maar toen ik uit het raam keek, zag ik de eindeloze stoet motorgeweld langstrekken. Ze reden niet eens knoerthard, maar ze maakten kabaal voor 10. En toen het allang weer vredig en stil was geworden, lag ik nog in bed te shaken en was nog zeker een uur klaarwakker.

Wel leuke kattenfilmpjes bekeken in die tijd. Volgend jaar weer…..