Noord-Hofland, een sentimental journey

Vrijdag had ik een afspraak met vriendin M – die ik nog van de lagere school ken – om een bezoekje te brengen aan de wijk waar wij zijn opgegroeid. Zij haar hele kindertijd vanaf haar 6e tot het verlaten van het ouderlijk huis, ik slechts tussen mijn vijfde en tiende jaar. Het lijkt voor mij een veel langere periode dan die luttele vijf jaar, maar dat komt natuurlijk omdat elk jaar in die tijd eeuwenlang leek te duren.

Destijds was Noord-Hofland een nieuwbouwwijk tussen Voorschoten en Leiden in (officieel is het gemeente Voorschoten). Het lag in the middle of nowhere en mijn moeder was er niet erg gelukkig, vandaar dat we na die periode terugverhuisden naar Leiden naar de oude buurt waar ze snel weer helemaal geworteld was. Voorschoten was een soort interbellum, want voor die verhuizing woonden we al bijna 10 jaar in Leiden (ik niet, want de eerste vijf jaar was ik er nog niet, maar de rest van het gezin wel). 

Er was uiteraard enorm veel veranderd in die 50 jaar die sinds ons vertrek waren verstreken. De middle of nowhere bestaat niet meer! Overal waren hele buurten aangebouwd. Het weiland waar we vaak speelden, stond vol met huizen. Geen sloten meer om te roeien met het bootje van vriendin M, geen ruimte om fikkie te stoken met mijn vriendjes of een hut te bouwen. Zelfs onze lagere school was afgebroken en opnieuw opgebouwd: on-her-ken-baar (op het universele kindergeschreeuw op de speelplaats na).

Wat niet veranderd was, was onze straat, waar wij op nummer 64 woonden en vriendin M op nummer 28. Wij liepen langs, gluurden naar binnen (voor zo ver mogelijk, want iedereen had zijn ramen hermetisch afgesloten met luxaflex en rolgordijnen en dito luiken). Nummer 64 was vrij lelijk geworden (en het was al niet heel fraai). Een treurig halletje aangebouwd, een haveloze dakkapel op zolder die er vroeger niet was en een voortuin waarvan mijn vader zich in zijn graf zou omdraaien. Zijn trots – een rotstuin – was vervangen door grind en een betonnen plantenbak. Ook aan de achterkant (geen foto gemaakt) bleek iedereen panisch voor inkijk. Wat vroeger een lange brandgang met open toegang tot de achtertuinen was, bleek nu een ghetto met schuttingen en afgesloten deuren. Jammer hoor, want ik herinner mij nog goed die keer dat mijn moeder ’s avonds een inbreker meende te horen bij de schuur en naar buiten stormde met een bezem om het sujet te verjagen. Het bleek een aanbidder van mijn zus te zijn, die met een liefdesbrief-met-lakzegel stond te aarzelen of hij die zou durven bezorgen. Uiteindelijk belandde de brief in de brievenbus aan de voorzijde. Ik heb geen idee hoe het met brief en aanbidder is afgelopen, maar hij is in elk geval niet mijn zwager geworden.

Na deze pelgrimage zijn we lekker gaan lunchen. Het was grappig om weer even daar te zijn en het riep in elk geval een heleboel herinneringen op.

Een paar foto’s van vroeger en eentje van de huidige toestand. Ik kan maar drie oude foto’s vinden en die geven geen beeld van de buitenkant van het huis. Bovendien zijn ze van bizar slechte kwaliteit, maar ja, beter iets dan niets. Je ziet de vage contouren van een rotstuin in wording, op de achtergrond van foto 3 mijn oude lagere school en de andere huizen in de straat, die er precies hetzelfde uitzien als het onze.

Tandartsenleed

Vandaag ging ik naar de tandarts. Mijn relatie met tandartsen is niet heel best, zelfs al zijn sommigen van mijn beste vrienden tandarts van beroep (nou ja, eentje eigenlijk). Dat ik geen sterk gebit heb, helpt niet, maar het is toch vooral het schrikbewind van de twee tandartsen uit mijn jeugd. En dan ben ik niet eens bij de schooltandarts geweest; in elk geval niet dat ik mij kan herinneren.

De eerste gezinstandarts was al bijna met pensioen en in mijn kleuterogen dus stokoud. Hij had nog een trapboor en mishandelde daar mijn arme melkgebit pijnlijk mee. Als troost kreeg ik dan een foeilelijk plastic beestje uit een vieze, glazen pot.

Na zijn pensionering kwam er een jonge, moderne opvolger, die uiteraard al het werk van zijn voorganger afkeurde en opnieuw ging doen. Deze jonge, moderne tandarts was een enorme bullebak, die niet alleen tegen zijn (talrijke) assistentes grauwde en snauwde, maar ook tegen zijn vrouw, die hen verving als er weer eens eentje was weggelopen of ontslagen. Ook zijn patiënten ontzag hij niet. Ik was doodsbang voor hem. Dat mijn natuurkundeleraar op de middelbare school op hem leek, was voor geen van beide heren een pluspunt. Mijn zus en ik gingen met elkaar mee naar afspraken om elkaar in de wachtkamer mentaal te steunen. Dat vond de tandarts bespottelijk en hij beet de zus-zonder-afspraak dan toe: “Waarom ben jij er ook? Je hebt toch geen afspraak!”

Aan deze nachtmerrie kwam pas een eind toen huisgenoot P en ik gingen samenwonen in Rotterdam en hij aldaar een tandarts zocht en vond. Een jonge, net afgestudeerde tandarts, die de helft van de tijd kunstenaar was: dat klonk leuk en daar wilde ik ook wel patiënt worden. Tandarts H hielp mij van mijn doodsangst af en daar ben ik hem nog steeds innig dankbaar voor. Dat deed hij door enorm te babbelen tijdens de behandeling (afleiding), door zijn handigheid, waardoor alles vrijwel pijnloos verliep (uitgezonderd een enkele wortelkanaalbehandeling) en door mij van mijn kaakprobleem te verlossen met behulp van een kaakspalk (ook wel de Kalkspaak genoemd).

Maar we wonen inmiddels al ruim 30 jaar in Delft en worden een dagje ouder, dus het leek wel handig om een tandarts in Delft te zoeken. Vlakbij in het centrum zit een grote praktijk waar nog plek was en twee jaar geleden waagden wij de overstap. Voor het eerst in mijn leven bezocht ik de mondhygiëniste, leerde nog beter poetsen en de nieuwe tandarts joeg mij geen angst aan.

Tot vandaag. Toen vertelde zij mij dat ik – waarschijnlijk – twee ontstekingen onder de wortels van de kanaalbehandeling heb. Schrik-op-schrik, hoe blijft een mens gezond? Nu heb ik in september een afspraak bij de wortelkanaalbehandelingsspecialistentandarts in de praktijk voor een advies. En naar ik vrees zal daar een verschrikkelijke behandeling uit voortvloeien zodat ik weer terug ben bij nul (de trapboorangst).

Eerst maar even met vakantie….

Startpunt Leidschenhage

Vorige week was het heel even mooi weer – zonnig en niet te koud – dus reden wij met tram 19 vanaf het beginpunt bij het station van Delft tot het eindpunt in Leidschendam bij de Mall van Nederland. Vroeger heette dat gewoon winkelcentrum Leidschenhage en als ik daar met mijn moeder ging winkelen (want shoppen bestond toen nog niet), was het feest.

Pieter keek bedenkelijk en dat snapte ik best. Maar soms gaat nostalgie voor. Het was inderdaad niet verheffend, een overdekt winkelcentrum zoals er veel zijn. Maar gelukkig zit er ook een Bever en toevallig had ik (g)een wandelrugzakje nodig. Ze verkochten ook petten met ingebouwde koeling: ook nooit weg.

Goed geslaagd was het tijd om te lunchen. En hoewel het winkelcentrum niet fantastisch was, was de lunchplek aan het water dat zeker wel!

Daarna een niet zo heel lange wandeling gemaakt, ik denk een kilometer of 13, door Marlot, via Duindigt en langs museum Louwman. Niet te lang, wel een leuke wandeling. We passeerden een kleine vlindertuin met bankje, maar helaas waren de vlinders ver te zoeken 😩

Nieuw Guinea

Vandaag 95 jaar geleden werd mijn vader geboren. Moeilijk voor te stellen hoe hij nu zou zijn, aangezien hij al in 1998 is overleden. Forever 69.

Een paar dagen geleden kreeg ik van mijn zus een pdf toegestuurd over de expeditie naar het Sterrengebergte in Nieuw Guinea waar mijn vader in 1959 aan deelnam.

Het is een verslag van een aflevering van Andere Tijden in 2006 over de expeditie. Een expeditie die door de variëteit aan wetenschappers voor mijn vader als een botanicus te groots en meeslepend werd. Hij kwam maar moeizaam aan zijn werk van planten verzamelen toe, omdat andere expeditieleden snel snel door wilden. En er waren meer problemen, te beginnen met de start en de uitrusting die maar niet aankwam. Het staat allemaal beschreven in het verslag en je kunt ook de uitzending van Andere Tijden bekijken. Een aanrader voor de geïnteresseerde.

In mijn ouderlijk huis waren souvenirs uit de tijd die mijn ouders in Nieuw Guinea hadden doorgebracht (1956-1959) onderdeel van het behang. Zo hingen er stenen bijlen aan de muur, er stond een groot schildpaddenschild op zolder en een houten krokodil in de gang. Op een dag nam ik een leeg kasuarisei mee naar school voor een spreekbeurt over de kasuaris.

Ik was altijd een beetje jaloers op mijn zus die de eerste drie jaar van haar leven in Nieuw Guinea had doorgebracht, terwijl ik pas vier jaar na hun terugkeer werd geboren. Schrale troost: zij heeft er geen herinneringen aan; alleen de verhalen en de foto’s zijn er nog.

25 jaar geleden

Stond mijn wereld stil. Opeens was hij er niet meer. Mijn vader. Gelukkig zijn er heel veel mooie herinneringen. En met de jaren werd het verdriet minder en beter te handelen. Hoewel het elk jaar weer een verdrietige dag is, komt het steeds minder vaak voor dat ik denk: “Wat zou papa daarvan vinden?”

Zwijmelen op zaterdag (2)

Vandaag een nummer dat ik voor het eerst hoorde toen ik een jaar of 10 was. Bij de supermarkt in de buurt verkochten ze ook lp’s en van mijn zakgeld kocht ik een verzamelplaat met – voor mij – vooral onbekende nummers. De plaat startte met Sylvia’s mother van Dr Hook & The Medicine Show. Ik was meteen verkocht. Met mijn oude platenspeler was het wel een heel gedoe om steeds weer de naald op te tillen en terug te zetten net voor de eerste groef, maar ik draaide het nummer grijs. En ik vind het nog steeds mooi!

Voor meer Zwijmels op zaterdag, of als je ook zin hebt om mee te doen ga je naar Natasja van ’t Pumpke

Aanvullend naar aanleiding van de vraag van collega W wie die piraat is. Dat heb ik even na gezocht in de biografie van Dr Hook & The De Show:
Dr. Hook is in 1969 opgericht door George Cummings die zijn vrienden Dennis Locorriere, Ray Sawyer en Billy Francis uitgenodigd had. De eerste jaren hebben ze rond de oostkust en het middenwesten van de VS gespeeld. Toen ze een keer een naam moesten hebben voor een aanplakbiljet, bedacht Cummings ‘Dr. Hook & The Medicine Show: Tonic for the Soul’, geïnspireerd op de rondreizende medicijnshows van het oude Westen. Echter, velen dachten dat Ray Sawyer Dr. Hook was omdat zijn ooglapje (gevolg van een bijna-fataal auto-ongeluk in 1967) associaties opwekte met Kapitein Haak uit Peter Pan.

Dor blaadje

Ik heb een oude hobby nieuw leven ingeblazen. Na het eerste testprobeerseltje was ik er niet meer mee verder gegaan, maar het zat nog wel in mijn achterhoofd: ansichtkaarten borduren. Online cursus gevolgd, spullen verzameld en hup aan de slag met het eerste echte werkje.

Uit de inboedel van mijn moeder was een stapeltje kaarten meegekomen die door de Hortus in Leiden waren uitgegeven. Kaarten met foto’s en tekeningen van bloemen en planten, die gemaakt waren door de botanisch tekenaar/fotograaf Ruth van Crevel. Zij was een collega (en leeftijdgenoot) van mijn vader. Vroeger maakte zij ook af en toe foto’s van mijn moeder, mijn zus en mij, die wij dan cadeau deden aan mijn vader voor op zijn bureau. Zo ging dat toen.

Lang verhaal kort, ik begon met een dor blaadje, want dat zag er wel gemakkelijk uit voor een eerste (of tweede) werkje. Ik vond het nogal geslaagd en stuurde het resultaat naar mijn zus. Vooral eigenlijk omdat het eigenlijk via mijn moeder kwam en omdat het van Ruth kwam. een soort jeugdsentiment.

De volgende dag las ik zoals gewoonlijk De Volkskrant. In de rubriek “Eeuwig leven” worden mensen herdacht die nog niet heel lang geleden zijn overleden. Die ochtend ging de rubriek over Ruth van Crevel.

Een mooi im memoriam over een vrouw aan wie ik de laatste 40 jaar maar zeer zelden heb gedacht, maar die toevallig de afgelopen week even erg aanwezig was. Ik geloof heel erg in toeval, maar had toch een beetje kippenvel.

Heidertjedei

Laatst opperde ik dat collega P – die maar niet antwoordde in onze groepsapp – waarschijnlijk op heidertjedei was. Collega C riep direct ‘boomer’ (haar geliefkoosde uitdrukking voor Collega P en mij) en vroeg wat dat dan precies zou zijn, dat heidertjedei. “Weet jij dat niet?” vroeg ik verontwaardigd. Ervan overtuigd dat iedereen deze uitdrukking kent, was ik daarna extra verbaasd dat mede-boomer P ook geen idee had.

Mijn moeder ging vroeger regelmatig op heidertjedei. Het betekent zoiets als met vriendinnen de hort op. Ze kwam altijd uitermate tevreden en vrolijk thuis van zo’n dagje boemelen en ik nam mij als kind voor om later ook veelvuldig op heidertjedei te gaan.

Ik vroeg mijn zus of zij wist waar heidertjedei vandaan komt, maar zij dacht eigenlijk ook dat het een gewone, Nederlandse uitdrukking was. “Misschien is het Brabants?” opperde zij nog. Dat zou kunnen, want onze moeder is in Roosendaal opgegroeid. Of misschien toch een Vlaardings familiewoord?

Onze Taal moest uitkomst brengen. Ik stelde mijn vraag en kreeg een dag later al een teleurstellend antwoord. “Helaas hebben we niets over ‘heidertjedei’ kunnen vinden. We vermoeden dat het familietaal is, een uitdrukking die alleen in kleine kring gebruikt werd; het is ons niet gelukt om iets te vinden wat erop lijkt.”

Familietaal dus en met uitsterven bedreigd door gebrek aan nakomelingen bij zus en mij. Gelukkig heb ik collega C bereid gevonden om de uitdrukking op haar kinderen over te dragen. En aangezien zij vaak en uitgebreid op heidertjedei gaat, zal dat vast wel lukken!

Weekje Montpellier

We zijn op de helft van ons weekje vakantie in Montpellier. Wat fijn om na bijna 3 jaar afwezigheid hier weer te zijn.

De eerste dag hebben we met onze buren uit Delft, die met de camper vlakbij waren, de stad doorkruist. Leuk om met nieuwe ogen rond te kijken. Buuf M werd nog midden op de Place de la Comédie ten huwelijk gevraagd. De man in kwestie (niet buurman H) viel op één knie en wuifde het excuus dat M al een mari had onverschillig ter zijde. “Waarom trek ik altijd van die rare snuiters aan?” verzuchtte M. Volgens mij doelde zij hiermee niet op haar bloedeigen mari H, maar zeker weten doe ik het niet.

De dagen erna rommelen we wat in het rond. Oude bekende wandeling naar Latte langs de rivier, shoppen bij Armand Thierry, terrasjes, lekker genieten van de stad, het mooie weer en de goede herinneringen die boven komen. Ik hou het nog wel even uit hier.

Bibliotheken

Gisteren begon ik in een nieuw boek. Ik realiseer me dat ik hier eigenlijk nooit over boeken schrijf, terwijl het toch een van mijn grootste hobby’s is. Dus laat ik daar eens verandering in brengen. Ik had het boek De bibliotheek van Parijs gekocht en meteen op de eerste bladzijde was ik al enthousiast. De hoofdpersoon van het boek, Odile, is namelijk helemaal gek van de Dewey code (officieel heet het Dewey Decimale Classificatiesysteem). De methode om bibliotheekboeken op onderwerp in te delen.

Ik maakte er voor het eerst echt kennis mee toen ik in 2006 bij de Amerikaanse bibliotheek in Montpellier ging werken. Natuurlijk kende ik uit Nederland die stickertjes wel op de rug van bibliotheekboeken, maar in de systematiek ervan had ik mij nooit verdiept. Dat werd anders in de Amerikaanse bibliotheek, want daar ging ik code voor code alle boeken controleren. Superleuk! Meer over die Amerikaanse bibliotheek en Françoise die daar de scepter zwaaide, staat te lezen in mijn oude weblog.

De bibliotheek van Parijs gaat ook over een Amerikaanse bibliotheek en Odile heeft alle Dewey codes uit haar hoofd geleerd. Ik kan mij daar van alles bij voorstellen. Na mijn project bij Françoise heb ik er serieus over gedacht om alsnog een bibliotheekopleidng te gaan doen. Maar ja, ik had al een werkonderbreking gehad om filosofie te studeren en 3 jaar in Frankrijk doorgebracht, dus terug in Nederland was het hoog tijd om weer eens betaald aan de slag te gaan. Gelukkig mag ik voor mijn werk veel lezen en bestaat er ook in de medische wereld een classificatiesysteem: de ICD-10 (de tiende versie van de International Classification of Diseases). Niet dat ik daar nu iets mee doe (voor de geïnteresseerde lezer: hart- en vaatziekten is I00-I99), maar wie weet kan ik ooit nog eens in een medische bibliotheek aan de slag. Mijn allereerste baantje bij een verzekeringsmaatschappij bracht mij met de ICD-10 in aanraking. Misschien kan ik daar een keer een apart logje aan wijden. Er werkten niet veel, maar wel heel bijzondere mensen. Waarvan de aan alcohol verslaafde medisch directeur nog niet eens de gekste was. Maar goed ik dwaal af. Ik ga snel weer lezen, want ik ben benieuwd hoe het Odile zal vergaan in de bibliotheek in Parijs.